[go: up one dir, main page]
More Web Proxy on the site http://driver.im/Jump to content

uitverkopen

From Wiktionary, the free dictionary

Dutch

[edit]

Etymology

[edit]

From uit (out) +‎ verkopen. Compare German ausverkaufen.

Pronunciation

[edit]
  • IPA(key): /ˈœy̯t.fər.ˌkoː.pə(n)/
  • Audio:(file)
  • Hyphenation: uit‧ver‧ko‧pen

Noun

[edit]

uitverkopen

  1. plural of uitverkoop

Verb

[edit]

uitverkopen

  1. to sell out
    Het concert was zo populair dat alle tickets binnen een paar uur waren uitverkocht.
    The concert was so popular that all the tickets were sold out within a few hours.
    De winkel uitverkoopt vaak snel tijdens de uitverkoopperiode.
    The store sells out quickly during the sale period.
    Wees er snel bij, want deze speciale aanbieding zal snel uitverkopen!
    Act quickly, as this special offer will sell out fast!

Conjugation

[edit]
Conjugation of uitverkopen (weak with past in -cht, prefixed, separable)
infinitive uitverkopen
past singular verkocht uit
past participle uitverkocht
infinitive uitverkopen
gerund uitverkopen n
main clause subordinate clause
present tense past tense present tense past tense
1st person singular verkoop uit verkocht uit uitverkoop uitverkocht
2nd person sing. (jij) verkoopt uit, verkoop uit2 verkocht uit uitverkoopt uitverkocht
2nd person sing. (u) verkoopt uit verkocht uit uitverkoopt uitverkocht
2nd person sing. (gij) verkoopt uit verkocht uit uitverkoopt uitverkocht
3rd person singular verkoopt uit verkocht uit uitverkoopt uitverkocht
plural verkopen uit verkochten uit uitverkopen uitverkochten
subjunctive sing.1 verkope uit verkochte uit uitverkope uitverkochte
subjunctive plur.1 verkopen uit verkochten uit uitverkopen uitverkochten
imperative sing. verkoop uit
imperative plur.1 verkoopt uit
participles uitverkopend uitverkocht
1) Archaic. 2) In case of inversion.

Derived terms

[edit]

Anagrams

[edit]